Gezondheidsdefinitie WHO blijkt te statisch
Gezondheidsdefinitie WHO blijkt te statisch
Er waren al langer geluiden dat de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) te statisch en ambitieus zou zijn voor deze tijd. De definitie stamt uit 1948 en luidt als volgt: ‘Gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet louter het ontbreken van ziekten of gebreken.’ Waar de WHO geen rekening mee had gehouden, is dat de definitie ook een afbakening is. Voldoe je niet aan de beschrijving, dan ben je dus niet gezond.
Ook was toen nog niet te voorzien hoe onze gezondheid zich ontwikkelde. In die tijd hadden we vooral van doen met infectieziekten die we ‘genazen’ met antibiotica. Er was geen enkel vermoeden dat we decennia later vooral met chronische aandoeningen geconfronteerd zouden worden. Door de definitie wordt in deze tijd een groot deel van de bevolking ongezond verklaard. Onbedoeld heeft de formulering tot sterke medicalisering geleid. We zetten elke mogelijkheid van behandeling in om de definitie van gezondheid te halen.
Behoefte aan dynamisch concept
Sinds de definitie van de WHO hebben verschillende mensen zich over de definitie van gezondheid gebogen. Toen arts en onderzoeker Machteld Huber zelf ziek werd, merkte ze dat zij zelf grote invloed had op haar eigen herstel. Dat bracht haar ertoe om in 2009, samen met de Gezondheidsraad en ZonMw een internationale conferentie te organiseren. Wereldwijd bogen tal van experts zich over de definitie van gezondheid. Hun inzichten leidden tot het nieuwe concept: gezondheid als het vermogen je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven.
Uitwerking van het concept
Huber legde het concept vervolgens voor aan 140 patiënten, behandelaars, beleidsmakers, burgers, gezondheidsbevorderaars, onderzoekers en verzekeraars. Aan hen werd gevraagd aan te geven waar zij naar kijken om te beoordelen of iemand gezond is. Dat leverde maar liefst 566 gezondheidsindicatoren op. Huber bracht deze 566 indicatoren terug tot de kern: de 6 dimensies van gezondheid. Deze werden vervolgens opnieuw voorgelegd aan de groepen, maar nu aan bijna 2.000 vertegenwoordigers daarvan.
Een essentiële bevinding was dat er heel verschillend gedacht wordt over de waarde van elke dimensie van gezondheid. Zo bleken zorgprofessionals, vooral artsen en beleidsmakers, veel belang te hechten aan lichaamsfuncties als klachten en conditie. Terwijl patiënten zelf álle dimensies belangrijk vinden, dus ook de kwaliteit van leven en zingeving. Zie de figuur hieronder:
Door de nadruk te leggen op veerkracht en eigen regie, voelen patiënten zich in hun kracht aangesproken en niet uitsluitend benaderd als zieke. Huber koos de brede opvatting van de patiënten als uitwerking, noemde die Positieve Gezondheid en visualiseerde die in het spinnenweb, dat het werken met Positieve Gezondheid mogelijk maakt.
Het grote verschil met de WHO-definitie is dat het gezondheid niet ziet als doel of eindpunt. Maar dat het vermogens als veerkracht en eigen regie centraal stelt, waardoor er altijd ontwikkeling mogelijk blijft.
In 2011 publiceerde het British Medical Journal over het nieuwe dynamische concept van gezondheid van Machteld Huber en anderen. Het artikel ‘How should we define health’ haalde de cover van het gezaghebbend tijdschrift. In 2014 promoveerde Huber op het concept van Positieve Gezondheid.