Micro-analyse
Bij het meten van het maatschappelijk rendement, gebruiken we twee indicatoren: het ervaren welbevinden van de betreffende wijkbewoner(s) en de jaarlijkse maatschappelijke kosten van de geleverde zorg en ondersteuning. Het ervaren welbevinden wordt weergegeven met een cijfer tussen 1 en 10 (en een korte toelichting). Wijkbewoners geven met het cijfer zelf een waarde aan hun welbevinden. De maatschappelijke kosten van de geleverde zorg en ondersteuning worden aan de hand van de Maatschappelijke Prijslijst berekend op jaarbasis, uitgaande van: (1) wat kost de situatie nu op jaarbasis, (2) wat zijn de eventuele eenmalige kosten van de proeftuinoplossing, inclusief de inzet van professionals voor de multidisciplinaire overleggen, (3) wat kost de situatie na de proeftuin op jaarbasis en (4) wat zou de situatie kosten als we niets zouden doen. Het gaat hierbij niet om systeeminformatie; we gebruiken de gegevens die wijkbewoners en professionals aanleveren.
We maken onderscheid tussen 2 typen casussen; bestaande casussen en nieuwe casussen. Een bestaande casus is een casus waar al (vaak langere tijd) zorg/ondersteuning geboden wordt. Een nieuwe casus is een casus waar nog géén zorgverleners of ondersteuners betrokken zijn. Dit onderscheid is relevant, omdat de kosten na de proeftuin bij nieuwe casussen per definitie hoger zijn dan vóór de proeftuin (daarvoor werd immers nog geen zorg/ondersteuning geboden). Door deze 2 type casussen van elkaar te scheiden, wordt meer inzichtelijk wat het effect van de werkwijze is op de maatschappelijke kosten.